DE WAAN VOORBIJ

Is de virtuele wereld de medeplichtige van de Noorse massamoordenaar Anders Breivik?
apache.be 22/5/2012

In Oslo staat Anders Behring Breivik terecht voor een bomaanslag in het centrum van de stad en de schietpartij op het eiland Utoya, die 77 dodelijke slachtoffers maakten. Uit zijn getuigenis blijkt dat het internet en gewelddadige computerspelletjes een belangrijke rol speelden bij de voorbereiding van die moordpartij.

Niet voor het eerst wordt de vraag gesteld in hoeverre de virtuele wereld van verslavende games aanzet tot agressie.

Oog in oog met Justicar Andernordic

Een jaar lang dompelde de Noorse seriemoordenaar zich onder in het computerspel World of Warcraft. Anders Breivik kroop in de huid van zijn personnage Justicar Andersnordic. Een speler verwerft die titel van Justicar, als hij goed is in man tot man gevechten. In het Middeleeuwse Engeland verwijst de term Justiciar naar een ridder of vertegenwoordiger van de koning, die het recht in eigen handen neemt, maar nu staat Breivik zelf terecht.

Vier weken lang al, wordt hij geboeid voorgeleid in de rechtbank van het district Oslo. Met een ijskoude blik en af en toe een grijns, staart Breivik zijn rechters aan en de families van zijn slachtoffers. Hij baadt in het licht van de schijnwerpers en lijkt zelfzeker. Hij heeft god gespeeld, die oppermachtig beschikte over het leven en de dood van 77 mensen.

De drie en dertig jarige terrorist in zwart maatpak en met fijne ringbaard erkent de rechtbank niet. Hij noemt zichzelf een ridder in de Orde van de Tempeliers. Als immer onbewogen en streng oplettende rechter Wenche Elizabeth Arntzen vraagt of hij zich liet inspireren door een computerspel, antwoordt Breivik dat enkel de Tempeliers zijn rechters zijn.

De rechtbank bevindt zich net naast de regeringswijk, die het doelwit was van Breivik’s autobom. De schade aan de gebouwen is nog steeds zichtbaar.

Anders dan bij ons, in 1996 toen Marc Dutroux werd gearresteerd en nadien berecht, komt hier geen woedende menigte aanschuiven. Familieleden van slachtoffers en overlevenden van de moordpartij volgen het proces bij, en getuigen.

De vijfentwintigjarige Tore Sikking Bekkedal, die een jaartje in ons land verbleef, in Berlare, en een behoorlijk mondje Nederlands spreekt, overleefde de schietpartij op Utoya en slaagt erin zijn emoties onder bedwang te houden door Breivik ‘gewoon als beschuldigde te zien in een proces, als niets meer’. ‘Breivik’, zo zegt hij ‘kan me geen pijn meer doen, dat heeft hij al genoeg gedaan toen hij mijn vrienden doodde voor mijn ogen.’

Ali Ecbati overleefde de aanslag. Zijn vrouw, journaliste Marte Michelet was een van Breivik’s doelwitten. Hij zegt dat Breivik’s ideeëngoed meer wijdverspreid is en ook zal blijven voortbestaan na zijn veroordeling en dat hij daarom gehoord moet worden op het proces.

Mevrouw Randi Johanson-Perreau verloor een zoon op het eiland terwijl een tweede gewond raakte. Zij vindt dat Breivik de mogelijkheid had moeten hebben, vroeger, om zijn ideeën te ventileren. ‘Dan was hij misschien niet tot zulke gruwelijke daad overgegaan’, meent ze.

World of Warcraft

Anders Breivik groeit op in een middenklasse gezin in het begoede en blanke West-Oslo. Zijn vader, die diplomaat is, heeft hij nooit gekend. Die verliet het ouderlijke huis als Breivik één jaar oud is. Breivik maakt zijn middelbare studies niet af en vindt wel werk, maar de ene onbenullige baan volgt de andere op. Hij richt vier internetbedrijfjes op. Slechts een ervan lijkt hem wat inkomen op te leveren, door het online opmaken en verkopen van valse diploma’s.

Hij heeft het moeilijk een zelfstandig bestaan op te bouwen en in 2006 trekt Breivik weer in bij zijn moeder. Hij maakt de buitenwereld wijs dat hij een Sabbatjaar neemt om het computerspel World of Warcraft te spelen. Zestien uur per dag kruipt hij in deze fantasie wereld van ridders en tempeliers.

De vereenzelviging met de tempeliers lijkt al van voor deze periode te dateren. Hij beweert in 2002 een Orde van de Tempeliers te hebben gesticht, samen met enkele nationalistische kompanen. Hij benoemt zichzelf tot commandant van een eenmanscel in Oslo. Hij neemt zich voor de perfecte ridder te worden, een die sterk en slim genoeg is om in zijn eentje een belangrijke missie te volbrengen.

Het zou een spektakulaire aanslag worden, die het begin moet inluiden van de bevrijding van Europa. Breivik vindt dat het oude continent bedreigd wordt door de multiculturele samenleving en legt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de sociaaldemocratische partijen en de media, die hij bestempelt als ‘culturele Marxisten’.

Niet voor het eerst richten jongeren, die zich laten inspireren door gewelddadige computerspelletjes, een bloedbad aan en wordt de vraag gesteld of er een verband bestaat tussen verslavende en gewelddadige games en agressie. Onderzoek hierover biedt nog geen uitsluitsel.

Karolien Poels van de Universiteit Antwerpen bestudeert de beleving van het gamen en zegt dat er te weing onderzoek is verricht naar het lange termijn effect ervan. Totnutoe is vooral onderzocht wat het onmiddellijke effect is. Zo toonde Professor Oene Wiegman van de Universiteit van Twente aan dat gewelddadige games een nefaste invloed kunnen hebben op het gedrag, dat groter is dan dat van frustraties, en dat computerspelletjes normale mensen meer beinvloeden dan emotioneel gestoorde individuen.

En, zegt Poels, ‘het is ook een beetje de vraag van de kip of het ei’. Maken verslavende en gewelddadige games iemand gevoelloos en asociaal, of voelt een asociaal en eventueel psychotisch gestoord iemand zich gewoon aangetrokken tot gewelddadige games?

Professor Steven Mailliet, die het verband tussen gamen en gedrag, zegt dat het erg moeilijk is agressie te meten, maar dat recent onderzoek lijkt aan te tonen dat er weldegelijk een invloed bestaat op lange termijn voor een kleine groep, die het

onderscheid niet maakt tussen realiteit en spel. Deze ‘risico’ groep zou zich beperken tot een kleine 8 procent van de gamers. Agressief gedrag heeft ook vele andere oorzaken en het aandeel daarin van het gamen zou maar meetellen voor 10%.

Er is nog geen onderzoek verricht naar het psychologisch profiel van degenen die zich zo inleven in het spel, dat ze moreel geen afstand kunnen nemen van het geweld en volgens Mailliet is het lang niet zeker dat Breivik behoort tot die groep.

Copy/paste ideologie

De Noorse massamoordenaar laat weinig los over zichzelf. Hij verwijst voortdurend naar het 1500 bladzijden dikke manifest, waarin hij zijn extreme politieke ideeen uit de doeken doet en rituelen voorstelt voor het militante nationalisme. Blijkbaar ietwat geschrokken van zijn woorden -bij tweede lezing in de rechtszaal- doet hij ze nu af als pompeus en, zo zegt hij, hij haalde zijn inspiratie vooral met copy/paste uit Wikipedia.

Vastgekluisterd aan zijn pc, doorkruist hij het web op zoek naar informatie over het maken van bommen, over de sterkte en stabiliteit van gebouwen en over de taktiek van de politie. De schoolverlater vindt blijkbaar eindelijk een zingeving in het leven en wordt een gepassioneerde student van het terrorisme. Hij bestudeert de aanslagen van Oklahoma City en het World Trade Center en met Google Translate vertaalt hij Arabische teksten, over Al Qaeda, die hij bewondert omwille van hun brutale actie, geloof in het hiernamaals en het martelaarschap. Zelf vindt hij zijn daad een ‘noodzakelijk kwaad’, te vergelijken met het werpen van de eerste twee atoombommen door de Amerikanen om de tweede wereldoorlog te beëindigen.

In die zin wordt het internet Breivik’s handlanger als bron van informatie voor het bijeenscharrelen van een eigen gedachtengoed en voor het vergaren van know how voor het uitvoeren van een terroristische aanslag.

Breivik vindt in de virtuele wereld ook een simulator, waarmee hij kan oefenen voor het plegen van de aanslagen. Met het spel Call of Duty traint hij in het neerschieten van bewegende doelen en het ontwijken van politie.

Ontmenselijkt

Breivik geeft koel het relaas van de moordpartij op het eiland Utoya, het zomerkamp voor de jongeren van de sociaaldemocratische partij. Hij is meer gespannen en krabt af en toe op zijn voorhoofd. Hij vertelt hoe hij eerst het vertrouwen wint van zijn slachtoffers door zich voor te doen als een politieagent die naar het eiland is gestuurd om de kampgangers te beschermen, na de bomaanslag in het centrum van Oslo.

Breivik vertelt hoe duizenden stemmen in zijn hoofd hem eerst doen twijfelen, en hoe zijn lichaam tegenpruttelt, maar na de eerste twee schoten gaat het makkelijker

Daarna maakt hij gedurende anderhalf uur jacht op de 650 weerloze jongeren. Hij schiet ze eerst door het hoofd en vervolgens nog tweemaal. Velen verstijven van schrik en vluchten niet. Dat verbaast hem, want dat heeft hij nooit eerder gezien in de computerspelletjes.

Volgens gaming deskundige Mailliet heeft onderzoek aangetond dat militairen wel wat kunnen opsteken van computersimulaties op het vlak van taktiek en efficientie, maar dat ze uit games niet leren hoe het werkelijk aanvoelt iemand te doden en dat gamen ze hier niet op kan voorbereiden.

Breivik zegt zelf ‘Ik denk niet dat ik de gruwelijke pijn, die ik heb veroorzaakt, kan begrijpen. Ik heb mij daarvoor jarenlang ontmenselijkt. Waar ik van houd, is niet hetzelfde als waar jullie van houden.’ Hij zegt dat hij zich heeft ontmenselijkt door meditatie en het spelen van computerspelletjes.

Het feit dat Breivik zelf aangeeft dat hij zich heeft ontmenselijkt door het gamen, toont aan dat hij wel het onderscheid kan maken tussen de werkelijkheid en het virtuele geweld, en doet Mailliet twijfelen of Breivik wel degelijk is beinvloed door de spelletjes, wat ook aansluit bij het dilemma waar de Noorse rechter mee zal worstelen, of Breivik al dan niet toerekeningsvatbaar is.

Toerekeningsvatbaar?

Breivik heeft waanzinnige ideeen, en een onbegrijpelijke, waanzinnige daad gepleegd, maar is hij daarom zelf waanzinnig? Gerechtspsychiaters maken twee tegenstrijdige verslagen op van zijn toerekeningsvatbaarheid. Hij lijkt erg berekend, zakelijk en kalm, en is als de dood voor het verdict van ontoerekingsvatbaarheid, want dan verliest zijn politieke verhaal alle geloofwaardigheid.

De Britse Psycholoog Simon Wessely publiceerde in het medische tijdschrift The Lancet reeds zijn analyse van de Noorse massamoordenaar. ‘Het is een makkelijk antwoord, dat iemand die een onverklaarbare daad pleegt, ontoerekeningsvatbaar is, maar zo iemand handelt niet op zo’n goed georganiseerde en doordachte manier . Bovendien staat een schizofreen alleen met zijn ideeen, terwijl Breivik zijn gedachtengoed deelt met anderen.’ ‘

Het wordt wachten op het oordeel van rechter Arntzen. Overlever Tore Sinding Bekkedal vindt alvast dat dit niet het proces moet worden van de computerspelletjes. ‘Ik speel dezelfde computerspelletjes,’ zegt hij, ‘en ik loop hier toch niet jongeren af te maken. De helft van de jongeren op het eiland speelt dat zelfde spel. Het maakt deel uit van onze jongeren cultuur.’

Bericht Uit de volksjamahiriyah en uit het vrije Libie
deredactie.be 2011

Eric Fux
Volgde de opstand in Libie gedurende 7 weken, vanuit de twee kampen

TRIPOLI

Een aimabele oude man fluistert me toe of ik het hier, in Libie, naar mijn zin heb. Of ik niet teveel wordt lastiggevallen. Ik antwoord dat het nogal meevalt. Je weet maar nooit met wie je te doen hebt.

‘We zijn hier niet vrij’ zegt hij dan, ‘Libie is het slechtste land van de hele Arabische wereld. Er was jarenlang geen zeep in de winkels, en nu deelt hij wat geld uit
om ons te sussen,’ vervolgt hij.

‘We zijn als muizen voor de kat, neen, als insekten, verpletterd onder een zware laars.’

Het is zeldzaam dat een inwoner van Tripoli zo zijn ongezouten mening durft te zeggen. Mohammed is tachtig en heeft in het buitenland gestudeerd. ‘Ik ben te oud, mij kunnen ze niets meer doen,’ zegt hij.

Ik ontmoet Mohammed bij het inchecken op de luchthaven van Tripoli.
We beloven elkaar het gesprek verder te zetten op het vliegtuig. Het is lang wachten voor het inschepen, en Mohammed duikt pas op net voor het vertrek.

Op zachte toon zegt hij snel dat ze hem een uur lang hebben vastgehouden en viermaal zijn paspoort gecontroleerd, en herinnert aan onze afspraak.

De vlucht is vol. Ik zet me neer, maar de stoel naast de mijne blijft leeg. Mohammed is nergens te bespeuren.

Iets of iemand heeft hem belet aan boord te stappen, na ons tweede vluchtige gesprek.

DE SUPPORTERS

‘God, Moammar, Libie en niets anders’ weerklinkt op alle radio’s. Toegegeven, de muziek is vrij hip en hartverwarmend. Een combinatie van traditionele Oosterse toonladders en Rap.

De staatstelevisie toont voortdurend publicieteitsclips voor Khaddafi, snelle montages van uitspraken van de Gids van de Revolutie, afgewisseld met militaire parades en groene vlaggen zwaaiende menigtes.

In Tripoli herhaalt iedereen op straat ook voortdurend een tweede tune die de laatste weken is opgedoken: ‘Als je niet van Khaddafi houdt, verlaat het land dan maar’, en een minder poetische tirade aan het adres van de Arabische nieuwszender Al Jazeera.

Velen hier hebben een baan bij de overheid, of geloven ook oprecht in het Arabische Socialisme van het Groene Boekje.

Ze herhalen allen bijna woordelijk de beschuldigingen van Saif Al Islam, de jongste zoon van Khaddafi, dat de tegenstanders allen bebaarde mannen van Al Qaeda zijn, dat er in Benghazi vooral buitenlanders wonen. Dat de opstandelingen steun krijgen van Engeland en Frankrijk en betaald worden met geld uit Dubai en Qatar.

Een kolonel van het leger beweert dat zijn volksleger niet op de eigen bevolking zou schieten, maar dat het hier wordt geconfronteerd met gewapende opstandelingen, die legerkazernes hebben bestormd en leeggeplunderd.

ARTIKEL 25

Libie duldt geen buitenlandse journalisten. Een persvisum krijg je uitsluitend na uitnodiging van de Buitenlandse Media Organisatie van het Ministerie van Informatie.
Die uitnodiging komt er enkel voor een reportage over een goedgekeurd toeristisch onderwerp.

Dat op zich is niet zo uitzonderlijk, buiten de selecte groep van Westerse landen waar het principe van de persvrijheid bestaat. Het is niet anders in alle andere Arabische landen, in Afrika en in vele Aziatische landen.

In een land in oorlog ben je als Westerse journalist een spion voor de autoriteiten en het leger, en vaak de vijand voor de bevolking. Het is dus voortdurend op eieren lopen. Een beetje zoals een Duitse cameraploeg zich zou hebben gevoeld in Brussel, midden in de Tweede Wereldoorlog, of tijdens de Blitz in Londen.

Een week lang bleef het land hermetisch afgesploten van de buitenwereld en sijpelden enkel geruchten over het verloop van de opstand naar buiten. Dan kwam enkel de waarheid van rebellenzijde aan bod.

De in het Westen opgegroeide Saif Al Islam beseft dat het regime ook haar waarheid moet kwijt kunnen en nodigt enkele buitenlandse journalisten uit.
Sinds het begin van het conflict treedt hij op als spreekbuis van de familie. Sommigen menen dat hij de nieuwe sterke man is, alhoewel vier broers ook stevig de touwtjes in handen hebben van het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid en van twee leger brigades.

De praktische organisatie laat hij over aan de hierin ervaren ambtenaren van het Ministerie van Informatie. Ik was jaren geleden al eens in Libie en toen werden we voortdurend geescorteerd door een chauffeur en een vertaler, maar nu zijn we met tevelen. Er zijn te weinig schaduwen voor zoveel
journalisten en het is dus mogelijk te ontglippen aan hun aandacht.

Geen erg, want allerlei gewapend tuig bemant checkpoints op alle strategische straathoeken in de stad. Ook buiten de hoofdstad zijn er regelmatig
controleposten. Op de tweehonderdvijftig kilometer lange kustweg van Sirte naar het front in Ras Lanuf, tel ik één wegversperring om de twee à drie kilometer.

Met de papieren uitnodiging van het Ministerie van Informatie zwaaien opent soms wel
een wegversperring. Als je dan je camera bovenhaalt, bijvoorbeeld in de armere wijk Tejura, waar veel journalisten pogen een opposant te vinden, wordt je onmiddellijk omringd door tientallen leden van de staatsveiligheid en politie in burger.

In het beste geval escorteren ze je dan weer naar het hotel, maar enkele Arabische
collega’s die werken voor de BBC blijven drie dagen vermist en worden zwaar mishandeld, een journalist van de Sunday Times wordt weggevoerd naar een of ander commissariaat en drie uur lang geblinddoekt en gehurkt vastgehouden met de loop van een kalashnikov in zijn nek.

Zelf heb ik ditmaal geluk met de Russische roulette, maar als ik er dan in slaag tot in de stad Zawija door te dringen, enkele uren na een zware veldslag daar, en er een halfuur lang wat beelden maak, wordt ik bij het buitenrijden geinterpelleerd door de commandant van de 32ste Brigade van het Libische leger. Het is de beruchte Khamis brigade, geleid door de gelijknamige zoon van de Grote Leider.

Kapitein Assam laat ons dan allemaal grondig fouilleren, en al onze camera’s, tapes, satelliet telefoons, gsm’s en geheugenkaarten worden in beslag genomen. Drie dagen lang wordt alles minutieus onderzocht, zo hoor ik van een hoogeplaatste bron, om zeker te zijn dat we geen spionnen zijn.

Nu, ook bij ons, hangt er in Evere en groot bord dat het fotograferen verbiedt voor de gebouwen van de NAVO en aan het hek van de luchtmachtbasis van Kleine Brogel.
De persvrijheid mag dan al gegarandeerd worden in artikel 25 van onze grondwet, in het strafrecht staan twee bepalingen die het fotograferen strafbaar maken in het geval van feiten die ingaan tegen de goede zeden en in het geval van militaire domeinen.

BENGHAZI

Veel lachende, blije gezichten. Iedereen vraagt waar je vandaan komt. Belgique, ja dat land kennen ze. ‘FN’ roepen ze dan, ‘Belgique good!’, waarna ze in het Arabisch enthousiast verder gaan. Dan haak ik verontschuldigend af.

Mufta is mijn lieve en wijze taxichauffeur, die ook een mondje Engels spreekt. Hij is net zo oud als ik, maar door de zon en de dorre woestijn gebruind en gerimpeld. Trots vertelt hij dat ie tien kinderen heeft. Allen hebben gestudeerd en hebben een baan. De ene is leraar, een andere bankbediende.

Nouri is onze gastheer voor een nacht. Hij en zijn vijf broers en twee zussen zijn allen naar de universiteit geweest. Zij zijn apotheker, ingenieur, leraar, econooom en werken voor de staat of hebben werk doordat ze iemand kenden die bij het regime aanleunt.

Toch staan ze allen achter de revolte tegen het regime. Ze verdienen niet genoeg, zeggen ze.

Ze kijken met afgunst naar de glitter van Dubai, en vragen zich af waar het geld van
de Libische olie naartoe vloeit. Dat er aan de rand van Benghazi een nieuwe stad verrijst
met twintigduizend sociale woningen, en in het centrum een gigantisch sportcomplex, hebben ze geen boodschap aan. Ze willen meer.

Pas na herhaaldelijk aandringen komt de wil om meer vrijheid en om de afschaffing
van de politiestaat aan bod. De revolutie is er in de eerste plaats een van materialistische
motieven.

WELKE VRIJHEID

In de marinebasis van Benghazi komt in het holst van de nacht een manke
visserssloep aan uit het belegerde Misrata, met aan boord enkele families met
kinderen die de terreur van willekeurige beschietingen ontvluchten. Familieleden staan hen op te wachten op de kade.

Ik haal mijn camera boven, benieuwd naar de verhalen uit de totnutoe voor ons
ontoegankelijke stad.
Haast onmiddellijk omringen de mannen mij en vragen om niet te filmen. Dat mag hier niet, ik moet eerst toestemming vragen aan de havenkommandant.

Even verder laden jongens met machinegeweren munitie op een sleepboot. Er rijden constant witte Pickuptrucks van de rebellen het terrein op en aan. De marinebasis is in handen van de Shabab, er is hier geen havenkommandant meer.

In dat geval mag het nog steeds niet, krijg ik te horen. In Libie mag je niet zomaar mensen filmen, zeggen ze.

Hoezo? Ik dacht dat dit het vrije Libie was. In het Libie van Khaddafi mag ik niks filmen, buiten toeristische bezienswaardigheden dan. Weten ze wel wat vrijheid is, vraag ik ze.

De mannen debateren dan kalm gedurende vijf minuten onder elkaar. Dan komt een
oudere, die wat Engels machtig is, mij melden dat het OK is. Dat ik toch mag filmen.

Maar geen vrouwen. Dat mag niet.

Ook niet in dit vrije Libie.

Bericht van het front
deredactie.be 21/4/2011

De Internationale Organisatie voor Migratie evacueert duizenden gaastarbeiders uit de belegerde stad Misrata. Ook enkele gewonden en Libische families met kleine kinderen
bereiken Benghazi, na dertig uren varen. Een man draagt zijn driejarige dochter op de arm. ‘Het is net Hiroshima’ zegt ie, ‘er vallen overal willekeurig granaten neer’.

Collega’s die al en week ter plaatse zijn, maken de vergelijking met Stalingrad en Sarejevo.

AJDABIYA

In het Oosten is de stad Ajdabiya al eerder een strijdtoneel geweest. De stad is nu al twee weken een spookstad. Haar 170.000 inwoners zijn allemaal gevlucht nadat, eerst aan de rand van de stad en dan in het centrum, raketten en granaten insloegen. Geregeld geraken enkele eenheden van Khaddafi tot aan de poorten van de stad, voor ze door de Navo weer worden teruggeslagen.

Enkel het hospitaal blijft bemand. Er klinken al heel de morgen luide granaatinslagen rondom, kleine groepjes rebellen sluipen langs de muren en zoeken het vuurgevecht op
met schutters van Khaddafi, een kilometer verder. Ze kruipen voorbij twee verhakkelde
Pickup trucks van het regime als twee granaten ons om de oren suizen. Twee luide knallen honderd meter van het hospitaal, een stukje shrapnel vernielt de ruit van onze Mercedes Vito.

Hier begint het front, dat een vijftig kilometer brede strook woestijn is, waar beide legers om beurten wat over en weer schuiven en elkaars posities infiltreren.

De strenge hoofdchirurg dokter Suleiman maakt zich kwaad om zoveel menselijk leed. Hij was al eens in Brussel, voor een bijscholing in het Sint Pieters ziekenhuis. Hij hoort hoe de rebellen geweigerd hebben eerst te schieten, en daardoor zelf zijn onder vuur genomen door troepen van Khaddafi. Hij gesticuleert heftig en roept dat ze er zonder pardon tegen aan moeten gaan. Hij zegt ons hoe de Khaddafi getrouwen zich verschansen achter burgers, en met vochtige ogen staart ie voor zich uit en vraagt zich af hoe dit allemaal kan stoppen.

DE WESTELIJKE POORT

Vorige donderdag. Zoals elke dag sijpelen tientallen voertuigen na het late ontbijt beetje bij beetje naar de Westelijke Poort van Ajdabiya. Hier begint de mooi geasfalteerde snelweg langs de kust, doorheen vierhonderd kilometer woestijn, naar Sirte, het bolwerk van Khaddafi.

De witte Toyota Hilux Pickup truck, beschilderd met rode vlammen, en met een groot machinegeweer of Katjoesha raketlanceerder op gemonteerd, wordt gebruikt door beide partijen. Vandaag verzamelen een honderdtal voertuigen, met vijfhonderd strijders. Het zijn er elke dag een beetje meer.

Khaled, een jongeman die zich zakenman noemt, zegt dat hij de organisator is van deze
bende. Hij erkent dat ze nog alles moeten leren.

Er lopen ook wat officieren rond, zonder kentekens op hun uniform, maar ze beweren kolonel te zijn, luitenant kolonel of zelfs generaal van het vroegere
leger van diensplichtigen. Enkelen bespreken gehurkt wat ze vandaag gaan doen. Kaarten hebben ze niet, ze kerven een summier plan uit in het zand.

‘Hier is geen bevelhebber’, zegt Khaled ‘we luisteren wel naar de ouderen onder ons
en als hetgeen ze zeggen ons logisch en zinvol lijkt, dan scharen we ons daar achter’.

‘Binnen een week tot tien dagen staan we voor de poorten het kamp Bab El Azizya in Tripoli, het hoofdkwartier van Khaddafi’ klinkt het dan overtuigd.

In een hoekje worden twee splinternieuwe radio’s uit de doos gehaald. Het gaat om
gesofticeerde communicatieapparatuur met grote antennes, voor communicatie met de Navo.

Een ander groepje ontdoet een nieuw Milan antitank wapen van zijn verpakking. De Britten en de Fransen sturen nu ook militaire adviseurs naar Banghazi, en ik had al van een diplomaat bevestiging gekregen van de aanwezigheid van Westerse verbindingsofficieren op het terrein, om te coordineren met de Navo.

Elke dag weer trekt deze groep dan onder het luide roepen van ‘Allahu Akbar’ ten strijde, tot de onzichtbare troepen van Khaddafi ergens op de 50 kilometer lange kustweg wat raketten en obussen neerploffen voor de aanstormende kolonne, waarop deze dan in grote paniek rechtsomkeer maakt en in het wilde weg terug vuurt, en soms ook de eigen rangen onder vuur neemt.

Steevast volgt dan ook luid geruzie over de verder te volgen strategie.

HET REBELLENLEGER

In de voormalige kazerne van de 7de oktober op de invalsweg naar Benghazi, nu omgedoopt tot de kazerne van de 17de februari, laat Begou ons de opleiding zien van dit nieuwbakken leger.

Begou is een charmante, bruingebakken en kaalgeschoren piloot van Emirates die zijn vliegtuig hier in februari aan de grond liet om de rebellie te vervoegen. Hij zette de persdienst van het rebellenleger op poten.

Rebellen in spe krijgen hier nu een opleiding van tien dagen voor ze naar het front mogen. De twintigjarige student Tajeera zegt dat ie hier niet is om te leren vechten, wel om te leren zich verdedigen om niet gedood te worden.
Heel wat enthousiaste jongeren worden weer naar huis gestuurd omdat ze te jong zijn.

Even verder huizen enkele generaals. Generaal Abdel Fattah Younes werpt zich op als de opperbevelhebber van het rebellenleger, maar anderen vechten dit aan. Hij stond te dicht bij Khaddafi. Het maakt misschien ook niet veel uit, want voorlopig wijst niets erop dat de generaals in Benghazi ook maar enige invloed hebben op het allegaartje aan het front.

Een honderdtal militairen van het vroegere regeringsleger heeft zich ook naar het front begeven. Volgens mijn diplomatieke bron zijn het eerder individuen, en geen samenhangende eenheden.

Enkelen bemannen een batterij Grad lanceerders op grote vrachtwagens. Anderen de T52 tanks -twintig volgens de generaal- die vanonder de motballen zijn gehaald of buitgemaakt op de troepen van Khaddafi. Ik zie hoe ze op opleggers worden gereden en naar het front vervoerd.

Van bij hun aankomst worden ze meteen onder vuur genomen en vernield door de Navo, die beweert niet op de hoogte te zijn geweest.

Generaal Younis ontkent dit, en vraagt dat de Navo ook gevechtshelikopters stuurt.
Hij verwacht meer heil van gevechtshelikopters om sluipschutters en kleine mobiele infanterie van Khaddafi uit te schakelen. De beloofde Amerikaanse A10 Warthogs vliegtuigen zijn wellicht niet in staat zo’n opdracht uit te voeren in een stad zoals Misrata.

DE 32STE BRIGADE

Een maand geleden is slag geleverd om de stad Al Zawiya. We slaagden erin de stad binnen te rijden net na de laatste gevechten. Schoonmaakploegen in oranje fluo vesten waren druk bezig de straten schoon te vegen. Een tiental tanks en pantservoertuigen lagen uitgebrand op het centrale Martelarenplein. Granaten hadden tientallen grote gaten geslagen.

Nieuw uitziende tanks stonden opgesteld rondom de stad terwijl zandkleurige Pickup trucks met vervaarlijk uitziende soldaten met zwarte en groene bandera’s patrouilleerden in de straten, geweren in de aanslag.

Er was niemand op straat, alle ramen waren dicht, alle rolluiken neergelaten. Al Zawiyah, een spookstad weer in handen van Khaddafi.

We ontmoetten er kapitein Taher en later kapitein Assam van de 32ste brigade van het Libische leger.

De gevreesde 32ste brigade van zoon Khamis van de Grote Leider lijkt te zorgen voor het grof geschut langs regeringszijde. Het zijn goeduitgeruste, goedgetrainde en betaalde soldaten. De brigade is gekazerneerd op de weg van Tripoli naar Al Zawiya.

De Kamis brigade is wellicht ook in het Oosten aan het werk geweest.
Idris, een bebaarde veertiger -net de tweelingbroer van Osama Ben laden- toont me drie FN P90 pistolen, die er zijn buitgemaakt op de troepen van Khaddafi.
De befaamde pistolen die, met de juiste munitie, kogelvrije vesten kunnen penetreren dragen een gekerfd logo van de 32ste brigade.

Naast deze eliteeenheid, bestaat het Libische regeringsleger voor de helft uit dienstplichtigen, die worden opgeroepen voor zes maanden opleiding (vroeger 18 maanden). Velen zeggen dat ze tijdens die periode amper een vuurwapen te zien krijgen. Dit reguliere leger doet helemaal niet mee in het conflict.

Daarnaast heb je de paramilitaire volksmilitie, de meest Khaddafi getrouwen. Zij rijden rond in de vermaledijde witte Pickup trucks en bemannen veel checkpoints in het hele land.
Het is niet duidelijk van wie zij orders krijgen, vaak dragen ze ook geen uniform.

DE PATSTELLING

De militaire situatie op de grond lijkt al enkele weken in een patstelling te zijn verzand.
De Navo houdt het grofste geschut van Khaddafi in bedwang, de rebellen zijn niet in staat enige vooruitgang te boeken.

Zolang de impasse voortduurt, staat geen van beide partijen onder druk om iets toe te geven in onderhandelingen. De Overgangsraad blijft bij haar eis om het voorafgaandelijke vertrek van Khaddafi en zijn familie, maar die behoudt wel de controle over het Westen van het land en de hoofdstad.

Khaddafi lijkt met het belegeren en willekeurig beschieten van steden onder controle van rebellen de burgerbevolkjing te willen terrorizeren. Misschien hoopt hij dat de balorige bevolking daardoor deze steden massaal uitvlucht, zoals in de steden Al Zawiyah en Ajdabje.

Toch lijkt het einde van het regime onvermijdelijk. De Westerse bombardementen tegen
Joegoslavie, Irak en Afghanistan hebben allen uiteindelijk geleid tot ‘regime change’.

Met het sturen van militaire adviseurs en instructeurs lijkt de Navo aan te sturen op een grondoffensief van rebellen, net zoals in Afghanistan. Maar daar was de Noordelijke Alliantie al twintig jaar lang gehard in de strijd.

Het is maar de vraag of dat scenario hier zal lukken. In het andere geval zal de Overgangsraad wel moeten denken aan onderhandelingen, zonder dat Khaddafi zijn post verlaat.